Holland Village was al lang geen toonbeeld meer van oer-Hollandse gezelligheid, maar op een zwarte dag werd het dorpje het strijdtoneel van een boze droom. Op het eerste gezicht leken de donkere, regenachtige straatjes het domein van de spoken uit een beter verleden. De bladderende snippers verf ritselden tegen de vervallen gevels, de wind gierde huilend om de huizen en geen mol waagde zijn kopje boven de grond. Er viel geen levende ziel te bespeuren.
Maar: niets is wat het lijkt. Nauwelijks merkbaar ruist er een sinistere gestalte door het struikgewas. Met engelengeduld wacht hij op de overmoed, die zijn tegenstanders zal verleiden om hun neus buiten de deur van het stadhuis te steken. In zijn linkerhand rust een walkietalkie, in zijn rechterhand houdt hij zijn wapen gereed. Zonder te knipperen richt hij zijn priemende blik op de deur, die dan met piepende scharnieren open zwaait. Een nietsvermoedende man en een dame in een lichtblauw broekpak sluipen naar buiten. De man aarzelt geen moment en vuurt zijn allesverzengende laserstralen op het tweetal af. Direct beginnen hun gordels een loeiend geluid voort te brengen: voor hen is het spel uit, voor hem is het nog maar net begonnen.
Pas de vorige dag had hij de Nederlandse presentator ontmoet, bij het standbeeld in het park. Pieter Jan H. was in het verleden al gesignaleerd in het bijzijn van verdachte individuen in Mexico, Noord-Ierland en Jordanië, en had nu zijn toevlucht gezocht in Japan. Nadat er een BN’er op zijn laptop was gaan zitten, zon de illustere presentator op wraak. “Als jij met hen afrekent, dan zal ik drie jokers voor je regelen,” had hij beloofd.
“Wat heb ik aan jokers, als ik toch niet terug hoef te keren naar Nederland?” wilde de onbekende in al zijn onwetendheid weten.
“Ze kunnen grof geld opleveren op de Molfandag,” was alles, wat Pieter Jan H. erover kwijt wilde.
De presentator had zelf alle voorbereidingen getroffen, door de negen BN’ers geblinddoekt, gekneveld en gedrogeerd naar Holland Village te vervoeren. De schutter mocht nu het vuile werk opknappen. Laserstralen joegen achter de hulpeloze kandidaten aan. Krijsend stoven de stumpers alle kanten op. Ze probeerden zich nog te verschuilen in gebouwtjes, onder de klimop of achter knoppen, maar geen van hen bleef de bloeddorst van de scherpschutter bespaard. Een jongeman had zelfs al een rood merkteken op zijn gezicht staan. Een vrouw sneuvelde al voordat ze een paar stappen had kunnen zetten. De huisjes trilden angstig op hun grondvesten en de carrousel liet een onderdrukt klingeltje horen. Onverstaanbaar gegrom manifesteerde zich door de walkietalkie, maar de schutter besteedde er geen aandacht aan; omgedraaide geluidsboodschappen waren zó Onbekende Nederlanders! Zonder te stoppen bracht hij de ene na de andere gordel aan het loeien. Dood en verslagen dropen de BN’ers één voor één af.
Een laatste kandidaat probeerde nog slim te zijn. Hij zigzagde om de hoek en maakte een snoekduik op het geldkistje af, misschien om de genade van zijn tegenstander af te kopen. Het Zwarte Mannetje was echter onverbiddelijk. Met één gedecideerd schot wist hij ook de laatste dappere dwaas om te leggen. Met opgeheven hoofd schreed hij de trap op om het geldkistje te pakken. Enkele uren later verscheen Pieter Jan H. uit de puinhopen van Holland Village. Met een “niet slecht” overhandigde hij de drie jokers. De schutter stond zichzelf een grijns toe: hij had alle kandidaten ingemaakt, hen het geld ontfutseld en niemand had enig vermoeden van zijn identiteit. Hij was de eerste, die zelfs de Mol heeft kunnen verslaan.